(door het lot) begiftigd, (erf)bezit, erfgoed, geluk, goed, grondbezit, rijkdom, voorspoed, zalig
A-, Ad-, Aed-, Al-, Aud-, Aude-, Audo-, Aut-, Ed-, Ede-, Eud-, Jet-, O-, Od-, Ode-, Odel-, Odil-, Odo-; Ol-, Ot-,Ott-, Otto-, U-, Ul-, Ull-
Vergelijk Got. audags `zalig, door het lot begiftigd’, Mhgd. ôt ‘grondbezit’, Oe. êad ‘bezit, goed, geluk, voorspoed, rijkdom’, Ohgd. ôt(ag) ‘grondbezit, rijk’, Osa. ôd(ag) ‘grondbezit, rijk’, Pgm. *aud- ‘rijkdom, voorspoed’.