bescherming, liefhebben, ongebonden, rechtszekerheid, veiligheid, verdraagzaamheid, vrede, vriendschap, vrij, vrijgeleide, zekerheid
Fard-, Fe-, Fed-, Fedde-, Fede-, -fert, Fie-, Fre-, Fred-, -fred, Frede-, Frei-, -frei, Fri-, Frid-, -frid, Fride-, Frids-, Frie-, Fried-, -fried, Friede-, -friede, Frit-, Frith-, -froi, Vre-
Vergelijk Germ. *frithu- ‘vrede, bescherming, veiligheid, zekerheid’ of *fri / *frija ‘vrij’, Got. frijon ‘liefhebben’, Mhgd. vride ‘vrede’, Mnl. vrede ‘vrede, vrijgeleide, rechtszekerheid’, Oe. friothu / frithu / friu ‘vrede, bescherming, veiligheid’ of freo(d) ‘vrij, ongebonden, vriendschap’, Ofri. fretho / frethe / ferd ‘vrede, bescherming, veiligheid’, Ohgd. fridu ‘vrede’, Osa. frithu ‘vrede, bescherming, veiligheid’, Ono. fridhr ‘vrede, bescherming, veiligheid’, Pgm. *frithuz ‘vrede, verdraagzaamheid’, Pie. *pri- ‘liefhebben’