DEGEN

baren, dienaar, edelman, held, jongen, kind, knaap, koningszoon, krijger, man, nakomeling, ridder, soldaat, strijder, verwekken, volgeling, voortbrengen
Degen-, -degen, Degin-, Dene-, Dign-, -tegen
Vergelijk Germ. *thegna ‘(oudste) kind, jongen’, Mhgd. degen ‘held’, Mnl. dêghen / dein ‘knaap, koningszoon, ridder, held’, Oe. thegen / thegn / þegn / ðegn ‘dienaar, soldaat, edelman’, Ohgd. degan ‘knaap, dienaar, jonge strijder, held’, Ono. thegn ‘held’, Osa. thegan ‘man, dienstman, volgeling, krijger, jongen’, Pgm. *thegnas / *þegnaz ‘volgeling, krijger, jongen, dienaar’, Pie. *teq- / *tek- ‘voortbrengen, verwekken, baren’ of *tek-no- ‘nakomeling, kind’