ERMEN

allesomvattend, geweldig, groot(s), machtig, samengevoegd, sterk, verbonden, vlijtig
Arm-, Armin-, Armo-, Em-, -em, Eme-, Emm-, Emma, Emme-, Erm-, Erme-, Ermen-, Ermin-, Herm-, Herme-, Hermel, Hermen, Ie-, Im-, -im, Ime-, Ir-, Irm-, Irma, Irmin-, Jem-
Vergelijk Germ. *erman- ‘samengevoegd, verbonden, allesomvattend, groot, geweldig, machtig’ of *amja ‘vlijtig’, Oe. eormen- ‘groots, sterk’, Ohgd. irmin- ‘groots, sterk’, Pgm. *irmin- / *ermin- ‘groots, sterk’