dapper, geweldig, gezond, heftig, onstuimig, snel, sterk, verstandig, zeer
-stina, Swed-, Swid-, -swide, Swied-, -swinda, -swinde, -swintha, Swit-, -switha, -wind, -winda, -winde, Zwenti-, Zwi-
Vergelijk Germ. *swen-to- ‘gezond, sterk’, Got. swinths / swinþs ‘sterk, gezond’, Mhgd. swinde / swint ‘sterk, geweldig’, Mnl. geswinde ‘dapper, snel’, Oe. swîth / swið ‘sterk, heftig’, Ofri. swîthe ‘heftig, zeer’ of sund ‘gezond’, Ono. svinnr ‘sterk, onstuimig, verstandig’, Osa. swîth ‘heftig, zeer’, Pgm. *sunda- ‘gezond, sterk’